Er zijn van die dagen waarop van alles mis gaat. Meestal ligt dat aan mezelf, een aaneenschakeling van verkeerde beslissingen waardoor ik door de dag tuimel.
Maar soms ligt dat aan het weer en hoewel wij Nederlanders graag het idee koesteren, dat we daar invloed op hebben, zijn we daaraan overgeleverd, zoals aan dag en nacht, of aan het feit dat we elk jaar ouder worden.
Accepteren is het enige dat ons rest.
Op de zondag waarop ons koude kikkerland op z’n heetst was, waarop de burgemeester van Den Haag besloot de toegangswegen naar het strand af te sluiten en heel Nederland en Duitsland – zo leek het – naar Scheveningen trok, zette ik koers naar de workshop Beeldhouwen op het strand.
Ik vertrok dertig minuten te vroeg vanuit Amsterdam, in mijn Fiat Panda zonder airconditioning. Een half uur moest genoeg zijn, dacht ik nog, om ietsje eerder aan te komen.
Ruim voor Scheveningen stond ik in de file en zag ik op de klok het half uurtje respijt krimpen tot twintig minuten, tien minuten, op tijd, te laat. Ik zag een parkeerplekje, maar dan zou ik nog twintig minuten moeten lopen. Laat ik dat maar niet doen, want dan zou de cursus al lang en breed begonnen zijn. Verkeerde beslissing nummer twee.
Als slakken kropen wij vierwielers voort. Dáár zag ik de strandtent, waar ik had afgesproken, ik kwam erlangs, ik ging er voorbij, als voortgedreven door een onzichtbare hand. Geen parkeerplekje meer te vinden natuurlijk. Ik werd er beslist een onaardig mens van, ook dat nog, een auto die zich er tussen wilde dringen negeerde ik, strak voor me kijkend, met opeengeklemde kaken, ‘ik laat hem er níet tussen’.
Op het moment dat ik oververhit raakte en een gruwelijke hekel aan mezelf begin te krijgen, dook ik een zijstraat in, en besloot mijn auto te parkeren voor het huis van mijn dochter in de Bloemenbuurt.
Dat lukte, parkeerplaatsen zat. Vandaar ging ik met de tram en de bus, puf, puf en uiteindelijk… kwam ik tweeëneenhalf uur, ik herhaal het nog maar even, tweeëneenhalf uur te laat aan. Het weer, de file, de burgemeester van Den Haag de schuld geven was niet vol te houden: alle cursisten waren gewoon aanwezig (zelfs twee dames uit Limburg!) en schaafden doodgemoedereerd aan een mooie steen. Ik, alleen ik, was zo dom geweest om met de auto te gaan.
Ik nam eerst een kop koffie en een broodje en op het moment dat ik naar de workshopleidster liep, hoorde ik haar zeggen: ‘Tijd voor lunchpauze.’
De mede-cursisten konden zich maar met moeite losrukken van hun werk, zo hadden ze het naar hun zin. Hun gezichten en kleding zaten vol witte stof en hun ogen gloeiden van inspiratie. Zo had ik óók kunnen zijn.
Ik besloot een gesprekje te voeren met de workshopleidster met Middellandse-Zee-blauwe ogen en kunstenaarshanden. Enthousiast vertelde ze over Beeldhouwen aan Zee, over de cursisten die vaak terugkomen, over familie – en bedrijfsuitjes, over de verrassing als de cursisten die aan het eind van de dag hun stenen beelden in zee spoelen en de prachtigste kleuren tevoorschijn toveren. Over haar atelier, de goede doelen waar ze voor werkt en de Corona tijd, die ze goed benutte door alle buren op hun balkons een workshop aan te bieden.
De volgende keer doe ik zeker mee, nam ik me heiig voor. Dan neem ik minstens een uur speling en ga ik met trein en tram.
Vanaf mijn ligstoel met parasol zag ik aan het eind van de middag de deelnemers met hun beeld naar de zee lopen, en opgetogen met groene, gele of blauwe werken weer terug komen.
De volgende keer doe ik dat ook, zeker weten. Weer of geen weer, dan houd ik van beelden aan zee.
Hetty Kleinloog
16 augustus 2020